Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], In [67]zijn dagen toog Farao [68]Necho, de koning van Egypte, op tegen den koning van Assyrie, [69]naar de rivier Frath; en de koning Josia [70]toog hem tegemoet, en hij [71]doodde hem te [72]Megiddo, als hij [73]hem gezien had. 67. Te weten, gelijk Josia het vermaken van het huis des Heeren voleind had. Zie 2 Kron.35:20. 68. Zie van denzelfden ook onder, vs.33; Jer.46:2. 69. Naar de stad Karchemis, gelegen aan den Eufraat, die de koning van Assyrie den Syriers afgenomen had; waarover hij den roem draagt, Jes.10:9. 70. Te weten om hem af te keren en te verhinderen, dat hij met zijn leger door zijn land niet zou trekken, vrezende schade voor zijn eigen koninkrijk, of willende daarmede den koning van Assyrie vriendschap doen. 71. Dat is, de schutters des konings Necho wondden hem dodelijk; zodat hij, naar Jeruzalem gevoerd zijnde, stierf op den weg, of binnen Jeruzalem, hebbende bij Megiddo de doodwond gekregen; 2 Kron.35:23,24. 72. Een stad, in den stam van Manasse gelegen. Zie 1 Kon.9:15. 73. Dat is, als Josia gekomen was om hem onder de ogen te zien en tegen hem streed. Zie boven, hfdst.14 vs.8, en de aantekening.